Het orgel in de Sint-Petruskerk van Hulste dateert van 1730 en stond opeenvolgend in drie kerkgebouwen: bijna een halve eeuw in de oudste, de Romaanse kerk (1075-1780), daarna een lange tijd in de tweede, ook Romaanse kerk (1780-1904) en nu in de derde, de neogotische kerk, voltooid in 1906.

Naast de gezegende leeftijd heeft het orgel van Hulste nog andere adelbrieven: het is gebouwd door de vermaarde orgelbouwer uit Frans-Vlaanderen: Corneille Cacheux (Kamerijk,Cambraix 1687 - Atrecht, Arras 1738).

Iets over de orgelbouwer: Van 1722 tot aan zijn overlijden in 1738 was Corneille Cacheux werkzaam in West-Vlaanderen. Enkel in de streek die in die tijd onder het bisdom van Ieper viel zijn geen sporen te vinden van zijn werk. Van zijn hand stonden er orgels in de kerken van Sint-Eloois-Vijve (1730), Tielt Sint-Pieter (1732), Waregem (1734), en in drie kerken van Brugge: de Onze-Lieve-Vrouwekerk (1722), de Potterie (1734) en Sint-Walburga (1738). Met de bouw van dit laatste instrument was Cacheux nauwelijks begonnen toen hij schielijk overleed. Het werd dan op aanraden van zijn weduwe in 1739 door twee andere Frans-Vlaamse orgelbouwers, Fremat en Carlier, voltooid.
Dat Cacheux, meer dan 100 jaar na zijn dood in Hulste nog naam en faam bekend was blijkt uit de inventaris - anno 1858 - van de kerkmeubelen. Het orgel "is gemaekt door den vermaarden Cacheux uit Frankrijk en verveerdigd op het kasteel van de Heerlijkheid van Hulste op de vraag van de adellijke familie vander Gracht... Onlangs hersteld en nieuw blaasbalgmecaniek ingesteld, is geschat op 1600 frank".

Merkwaardig is dat van al het werk van Cacheux (althans dit van onze contreien) alleen het orgel van Hulste bijna ongeschonden bewaard is gebleven. Deze vaststelling heeft zeker meegespeeld bij de Rijksdienst voor monumenten en landschappen, om het orgel van Hulste niet uit het oog te verliezen. Ondanks zijn gebreken, sommige pijpen waren aangetast door vocht en tinpest en sommige windconductoren waren niet meer dicht, blijft dit orgel de moeite waard om er blijvend zorg voor te dragen. Zo zijn alle pijpen, de windlade en het regeerwerk origineel. Gaandeweg kwamen er meer zorgen aan het orgel en nam men beschermende maatregelen. Dat verklaart het feit dat het orgel geborgen zit in twee orgelkasten. De meest recente, uiteraard de buitenste, dateert van de jaren 1905-1906, toen het orgel zijn plaats kreeg op het doksaal van de toen pas gebouwde 'derde kerk'.
Om een ruim doksaal te behouden werd het orgel met zijn mooie voorzijde naar de zuidmuur gedraaid. Daarbij verloor het ook al zijn ornamenenten. Het orgel telde oorspronkelijk 504 pijpen. Van de 144 pijpen tellende fournituren (drie rangen) zijn er echter 96 verdwenen, terwijl ook de barokke fantasieën, de naïve "rossignol" en "tambour" het moesten ontgelden.

Het orgel geklasseerd
Op 4 februari 1976 verscheen in het Staatsblad de officiële bevestiging dat het orgel van de Sint-Pieterskerk van de toen nog zelfstandige gemeente Hulste geklasseerd werd. De bevoegde instanties hadden op 14 oktober hun handtekening geplaatst. Daardoor was het orgel beschermd als monument en mocht er niets omtrent gebeuren zonder toelating van de commissie. Precies omwille van dit beschermd orgel kreeg de kerk vloerverwarming. Want volgens de commissie is geblazen lucht dodend voor orgels. Op vrijdag 6 juni 1980 gaf wijlen Herman Roelstraete een orgelrecital op het geklasseerde orgel. Dit recital was geprogrammeerd in het kader van het Festival van Vlaanderen - 1980 - Kortrijk.

De restauratie van het orgel
Na veel voorbereidend werk en opvolging van het dossier, niet in het minst van Frans Vandenberghe, schatbewaarder en gemandateerde van de kerkfabriek gaat de geschiedenis van het orgel verder.
Met de restauratie zal het weer in zijn oorspronkelijke toestand gebracht worden en hersteld zijn van zijn kleinen en grote gebreken uit zijn meer dan 250 jarig bestaan. Voor het "meubel" stond de orgelkast van het orgel van de kerk van Huize-Lozer voor model. In dit Oost-Vlaamse dorp is van het Cacheux-orgel alleen de kast en niet het orgel zelf bewaard gebleven. Op 3 juli 1995 kreeg Gabriël Loncke, orgeldeskundige, opdracht om de restauratiewerken te leiden en advies te geven. Op 14 april 2000 werden de werken effectief gestart met de ontmanteling en de overbrenging naar het atelier van J. Lapon te Diksmuide. De onlangs beëindigde werken aan de dorpkern en de verzakking van de westgevel van de kerk door de graafwerken, hebben ervoor gezorgd dat het gerestaureerde orgel niet kon worden terug geplaatst. Nu prijkt het opnieuw op het doksaal en wordt het op14 september 2007 opnieuw ingehuldigd gevolgd door een recital.

Beschrijving van het orgel
Het meubel is opgevat als een viervoetsballustradeorgel. Gemaakt in Henegouwse eik. Het front heeft dus symmetrisch opgesteld twee vakke velden met elk 5 pijpen, een toren met 7 pijpen in het midden en opnieuw 2 velden met elk 5 pijpen.
De hoogte van de pijpenvelden bedraagt 152 cm. Dat van de toren 180 cm en de totale breedte van het front 180 cm.

Achteraan bevinden zich klavier en registertrekkers. Er is geen voetklavier.
Opstelling de spelen:
Links: Tremblant (geen trekker), Rossignol (geen trekker) Trompette bas, Fourniture, Nasard, Flute, Bourdon. Rechts: Tambour (geen trekker), Trompette Sub., Cymbale, Tierce, Doublette, Cornet, Prestant.
Algemene regel bij Cacheux: het houten pijpwerk is gemaakt van wageschot (*). Het metalen pijpwerk van Engelse tin. Het binnenpijpwerk van 'stoffe', de klankbekers en tongwerken van Engelse tin of stoffe.
Alle pijpen in het orgel van Hulste zijn origineel van Cacheux. De oorspronkelijke intonatie (**) is bewaard. De weinige kernprikken die er zijn, zijn origineel. De gedekte pijpen zijn bovenaan dicht gesoldeerd. De halfgedekten zijn in flesvorm gemaakt. De stemming is nu evenredig zwevend. De diaposon is 1 toon onder de A= 440 (origineel).
De windlade was uit wageschot, 128 cm lang en 75 cm breed. Ze bevat de keppenkast, de pijpenstok en het pijpen rooster. Deze was aan herlijmen toe. Er was geen spoor van houtwormaantasting, niet op het meubel, noch het houten pijpwerk, of de windlade. Dat pleit voor de hoge kwaliteit van het werk van Corneille Cacheux.
Het klavier heeft het meeste geleden en was oorspronkelijk wat Cacheux noemde 'un clavier moderne'. Het orgel is pas sedert 2 februari 2007 opnieuw bespeelbaar.

Bronnen: Lucien Decroix, Gabriël Loncke, Muizelhuisconcerten

* Wageschot is de benaming voor kwartiers gezaagd eikenhout.
Eikenstammen werden eerst met de hand gekloofd in vier stukken, zeg maar vier kwartieren. Uit die gekloofde stukken werden vervolgens planken gezaagd. Het resultaat is dan een heel fijne kwaliteit gezaagd hout met een mooie tekening (de spiegels), dat daarna glad geschuurd werd. Wagenschot werd voornamelijk gebruikt waar het fraaie hout goed uitkomt als dunnere planken voor scheepbetimmering of voor woningen. Voordeel van wagenschot is dat het nauwelijks "werkt".De term wagenschot heeft uitsluitend betrekking op eiken, niet op andere houtsoorten.

** Intonatie Bij het bouwen van bijvoorbeeld piano's, orgels en harmoniums en bij het gieten van klokken heeft het begrip intonatie een bijzondere betekenis. De instrumentenbouwer werkt aan de klankkleur van het instrument door mechanische wijzigingen aan te brengen. In de meeste ateliers is er iemand gespecialiseerd in het intoneren, deze intonateur doet niet anders dan alle noten van een instrument identiek dezelfde kleur te geven. Het is voor de totale klank van het instrument of de registers ervan immers belangrijk dat alle snaren of pijpen hetzelfde klinken en dat er een mooie overgang is tussen de bas en de discant. Bij een orgel kan het instrument pas na het intoneren gestemd worden. De intonatie van orgels is van het tijdsbeeld afhankelijk. Zo klinkt een orgel uit de Renaissance anders dan een orgel uit de Barok of de Romantiek.


Het Cacheuxorgel in de Sint-Petruskerk van Hulste

Foto: Libertus Dejonckere